Stadslicht
Stadslicht gebruik je als je geparkeerde auto (in het donker) niet duidelijk zichtbaar geparkeerd staat. Bij stadslicht branden de kentekenplaatverlichtingen, twee kleine lampjes aan de voorkant en de achterlichten, zodat je auto beter zichtbaar is. Stadslicht helpt niet bij het verlichten van het weggedeelte voor de auto. Het licht mag wit of geel zijn.
Dagrijverlichting
Op nieuw op de markt te brengen autotypes is sinds 2011 dagrijverlichting verplicht. Deze lichten die – zoals de naam al aangeeft – bedoeld zijn om overdag te voeren, maken je auto beter zichtbaar voor het andere verkeer. Ook dit licht mag alleen wit of geel zijn.
Dimlicht
Dimlicht is schuin naar beneden gericht licht, afkomstig van de koplampen. Overdag bij slecht zicht mag je dimlicht voeren. Als het donker is, ben je verplicht dimlicht te voeren. Als je mistlampen zijn ingeschakeld, hoef je geen dimlicht te voeren. Sterker nog, je eigen dimlicht kan je zelfs verblinden als je aan de voorkant ook je mistlampen aan hebt staan. Omdat dimlicht aan de voorzijde zit, moet het wit of geel zijn.
Grootlicht
Grootlicht zorgt voor een maximale verlichting van de weg voor de auto. Je mag grootlicht binnen en buiten de bebouwde kom voeren als er geen tegenliggers zijn. Ook als je vlak achter een ander voertuig rijdt, mag je niet je grootlicht voeren. Grootlicht mag alleen wit of geel zijn.
Mistlicht
Mistlicht aan de voorkant mag je gebruiken als het zodanig sneeuwt, regent of mistig is, dat je slecht zicht hebt. Het mistachterlicht is alleen toegestaan als het zicht minder dan 50 meter is als gevolg van mist of zware sneeuwval – dus niet bij regen. Als je mistlichten branden, hoef je geen dimlicht te voeren. Aan de voorkant moet mistlicht wit of geel zijn. Mistachterlichten moeten rood zijn.
Achterlichten
Wanneer je aan de voorkant stadslicht, dimlicht, grootlicht of mistlicht voert, moeten je achterlichten ook branden. Alle naar achter gerichte verlichting moet rood zijn, met uitzondering van het achteruitrijlicht.
Remlicht
Een remlicht is een licht achter op een voertuig, dat oplicht wanneer de rem ingedrukt wordt. Hiermee kan verkeer achter het voertuig zien dat de voorligger remt. Voor auto’s die na 30 september 2001 nieuw zijn geleverd, is het verplicht om een derde remlicht te hebben. Remlichten mogen rood of ambergeel zijn. Het derde remlicht moet rood zijn.
Richtingaanwijzers
Richtingaanwijzers bevinden zich aan de voor- en achterzijde en eventueel op de flanken van een auto. Bij het afslaan geef je met de richtingaanwijzer aan naar welke kant je afslaat. Ook kun je alle richtingaanwijzers tegelijk (alarmlichten) aanzetten om aan te geven dat er een gevaarlijke situatie is. Bijvoorbeeld omdat je stilstaat met pech, hard moet remmen of een file nadert. Richtingaanwijzers knipperen in de regel 60 tot 120 keer per minuut. Aan de voorkant zijn ze wit of ambergeel. Aan de achterkant moeten ze rood of ambergeel zijn. Aan de zijkant mogen ze alleen ambergeel zijn.
Achteruitrijlicht
Auto’s die na 31 december 1997 zijn gemaakt, moeten minimaal één achteruitrijlicht hebben. Dit licht zit aan de achterzijde van de auto. Het schakelt automatisch in wanneer de auto in zijn achteruit wordt gezet. Dit licht mag wit of geel zijn.
Kentekenplaatverlichting
De kentekenplaatverlichting brandt altijd als groot licht, dimlicht, stadslicht of mistlicht is ingeschakeld. Kentekenplaatverlichting moet wit van kleur zijn.
Zijverlichting
Sommige auto’s hebben verlichting aan de zijkant. Deze verlichting moet ambergeel zijn. Het achterste zijlicht mag naast ambergeel ook rood zijn.
Breedstralers en verstralers
Hoewel heel veel auto’s ze hebben, staat er niets in de wegenverkeerswet over breedstralers en verstralers. Ze zitten aan de voorkant en moeten daarom wit of geel zijn. Officieel mag je deze lampen echter niet gebruiken.







